De zaagbek, ook bekend als de grote zaagbek, is een grote en opvallende watervogel die behoort tot de familie van eenden, ganzen en zwanen. Deze vogel kan goed duiken en zwemmen, en zijn lange, spitse snavel is perfect aangepast voor het vangen van vissen en andere waterprooien.
De mannetjes en vrouwtjes zien er heel anders uit. Het mannetje heeft een overwegend wit lichaam met een zwarte en groene iriserende kop en nek, terwijl het vrouwtje een overwegend grijs lichaam heeft met een roestrode kop. Beide geslachten hebben een lange, smalle snavel en een opvallende kuif op hun kop.
Deze vogels verblijven het liefst in de buurt van zoetwaterbronnen zoals rivieren, meren en vijvers in gematigde streken van Noord-Amerika, Europa en Azië. Hun broedseizoen vindt meestal plaats in het vroege voorjaar en omvat baltsgedrag zoals gesynchroniseerd kopstoten en zij aan zij zwemmen.
De fuut is een zeer bedreven roofdier dat zich voedt met kleine vissen, schaaldieren, kikkervisjes en slakken. Ze kunnen tot 60 meter diep onder water duiken op zoek naar prooi en ze hebben een speciaal ontworpen doorzichtig derde ooglid waarmee ze onder water kunnen zien.
Deze vogels zijn monogaam en vormen paren die één broedseizoen bij elkaar blijven. Het vrouwtje legt 6-17 eieren in een holle boom, nestkast of op de grond bij een waterbron. De eieren komen na ongeveer een maand uit en de pasgeboren mergansers leren binnen een dag zwemmen en zichzelf voeden. Het mannetje laat het vrouwtje en de kuikens na het broedseizoen meestal voor zichzelf zorgen en de moeder voedt de jongen op tot ze in staat zijn om te vliegen en zelfstandig te overleven.
Ondanks de sterke migratiepatronen en de veerkrachtige populatie van de Fuut is hun aantal nog steeds negatief beïnvloed door de vernietiging van habitats, vervuiling en overbevissing. Om deze prachtige watervogelsoort te beschermen zijn er inspanningen geleverd om de habitat te herstellen, nestkasten te plaatsen en invasieve soorten te bestrijden.