De Kaspische sneeuwhaan is een unieke vogel die voorkomt in de Centraal-Aziatische regio in het Midden-Oosten, met name in de centrale bergketens van het gebied. Het is een grote vogel, met mannetjes die ongeveer 2 kg wegen en vrouwtjes 1,5 kg. Ze staan bekend om hun kenmerkende witte vlekken op de zwarte vleugels, gecombineerd met grijze en bruine veren op de kop, nek en rug.
Als bergvogel komt de Kaspische sneeuwhaan alleen voor op hoogtes tussen 3000 en 5000 meter, vaak op rotsachtige, steile hellingen die moeilijk begaanbaar zijn. Ze staan bekend om hun uitzonderlijke vermogen om te klimmen en zelfs korte afstanden te vliegen, wat ze helpt om aan roofdieren te ontsnappen en voedsel te vinden. Het dieet van de Kaspische sneeuwhaan bestaat voornamelijk uit planten, waaronder zaden, bloemen en gebladerte. In de winter zoeken ze voedsel onder het sneeuwdek dat langs steile hellingen ligt.
De Kaspische sneeuwhaan staat bekend om zijn kenmerkende "kur-kur-kur" roep die door de bergen galmt. De broedtijd is aan het begin van de zomer en er wordt één legsel van 2-7 eieren gelegd. Het mannetje van de Kaspische sneeuwhaan staat bekend om zijn uitgebreide baltsgedrag, waarbij hij roept, paradeert en zijn veren laat zien. Meestal komen de eieren na ongeveer 30 dagen uit en de pas uitgekomen kuikens zijn precociaal, wat betekent dat ze volledig actief en mobiel zijn en zichzelf kunnen voeden.
Ondanks zijn unieke kenmerken en aanpassingen wordt de Kaspische sneeuwhoen in de regio met verschillende uitdagingen geconfronteerd, door menselijke vestiging en ontwikkeling, maar ook door klimaatverandering en andere milieufactoren. Hun natuurlijke habitat wordt bedreigd en ze worden vaak bejaagd voor hun vlees en veren. Organisaties en regeringen ondernemen echter stappen om deze opmerkelijke vogel te beschermen en te behouden, en er zijn strategieën om duurzaam leven te bevorderen en de menselijke behoeften in evenwicht te brengen met die van de natuur.